Niet in de single top 10, maar echte pareltjes…
Queen – Killer Queen.
Tot deze track, afkomstig van hun album Sheer Heart Attack, had ik nog nooit van deze gasten gehoord, en qua muziek kwam er toch echt wel wat voorbij bij ons thuis.
Met een oudere broer en twee oudere zussen hoorde ik als benjamin van het viertal allerlei muziekstijlen en absorbeerde het allemaal als een spons.
Kan mij nog als de dag van gisteren herinneren dat ik Queen voor de eerste keer zag bij Toppop ergens in de koude donkere nadagen van ’74.
Op maandagavond, m’n haren waren nog vochtig van de zwemles.
Ik had zacht gezegd echt een scheithekel aan de maandag, eerst naar school en dan als toetje zwemles, bah.
Maar gelukkig maakte mijn held Ad Visser met Toppop een hoop goed.
En daar waren ze dan. Freddy all dressed in black, zwarte nagellak en toen al met z’n karakteristieke pasjes, poses en z’n onafscheidelijke microfoon met korte stang.
Brian May, net hersteld van een pittig gevalletje hepatitis getopt met een maag operatie, was gehuld in een witte blouse met giga wijde mouwen. Roger Taylor met mascara achter de drums en John Deacon op de basgitaar.
Met name Freddy’s hoge noten en Brian’s gitaarsolo trokken m’n aandacht, dit was een geheel nieuwe sound en ik was compleet verkocht. Het betekende voor Queen ook hun eerste grote hit en werd een keerpunt in hun carrière. Vanaf nu zou voor hun niets meer het zelfde zijn.
Trammps – Shout.
In de early seventies zijn de Trammps een van de eerste disco groepen.
Als zij het oorspronkelijke rock ’n roll nummer van de Isley Brothers uit 1959 ombouwen naar een up tempo catchy disco nummer scoren zij daarmee een van de grootste hits uit hun carrière. Alleen later nog overtroffen door het nummer Disco Inferno wat in eerste instantie een bescheiden hit is, maar als het op de soundtrack van Saturday Night Fever terecht komt een kneiter van een hit word waarvoor zij zelfs een Grammy in ontvangst mogen nemen.
Lucifer – House for sale.
Machtig mooie ballad met Margriet Eshuijs als lead zangeres achter de mike.
Alhoewel Henny Huisman de drummer van dienst is bij Lucifer, horen we hem niet op dit nummer. Producent Hans Vermeulen vind dat de leden van Lucifer live wel hun mannetje staan, maar in de studio toch echt van een mindere kwaliteit zijn.
Daar sta je dan met je goeie gedrag, het zal je maar gezegd worden.
Maar Hans is de baas en derhalve neemt hij het nummer op met z’n eigen groepje Rainbow Train.
10CC – I’m not in love.
Magistraal nummer dat op 1 stond in de UK, Canada en Ierland, op 2 in de Bilboard hot 100 en op 5 in zowel Nederland als België.
Voor het nummer geheel was opgenomen in de versie zoals we die kennen, was er intern een hoop gesteggel tussen de bandleden om het al dan niet uit te brengen.
Na veel aanpassingen en kunstgrepen kwam het er uiteindelijk toch van.
De drums zijn hier eigenlijk als een soort hartslag te horen en het leeuwendeel van de plaat bestaat uit gesproken stemmen, verder zijn een Moog synthesizer, elektrische piano, speeldoos en een kleine baspartij te horen.
Eagles – One of these nights.
Het mocht deze keer volgens de band geen countryrock of ballad worden, dus werd het iets heel anders, het werd One of these nights.
Een nummer met R&B en Disco invloeden. Het is het favoriete Eagles nummer van Glenn Frey. Het nummer word een wereldwijde hit en de tweede nummer 1 hit in Amerika voor de jongens.
David Bowie – Fame.
Door Bowie, John Lennon en gitarist Carlos Alomar geschreven en de tweede single van zijn album Young Americans. Ontstaan na een jamsessie met John Lennon, waarna een studiosessie werd geboekt in de Electric Lady Studios in Greenwich Village New York. De oorspronkelijke door en voor Jimi Hendrix gebouwde geluidsstudio.
De door Carlos Alomar gespeelde riff werd door Lennon aangevuld met de kreet Aim, wat door Bowie werd gewijzigd in Fame. Aan het einde van de song zingt Lennon meerdere keren Fame achter elkaar. Deze woorden worden in verschillende snelheden afgespeeld en opgenomen.
Het word de eerste nummer 1 hit voor Bowie in Amerika.
Doobie Brothers – Listen to the music.
Oorspronkelijk staat het nummer reeds in 1972 in de hitlijsten als eerste single van het album Toulouse Street. In 1975 word het in de lage landen opnieuw een hit.
Geschreven en gezongen door zanger/gitarist Tom Johnston met bandlid Patrick Simmons die de brug voor zijn rekening neemt. Het idee achter het nummer is dat als alle wereldleiders samen zouden komen op een of andere grasheuvel, een lekkere djonko opstaken en naar de muziek zouden luisteren zij al het andere zouden vergeten en dus de wereld een betere plek zou zijn.
Ik zeg Poetin verplicht luisteren en roken maat…
Rob de Nijs – Malle Babbe.
De producties van Boudewijn de Groot en Lennaert Nijgh zorgen er voor dat Rob de Nijs zijn comeback kan maken in platenland. Malle Babbe word al in 1970 geschreven door Nijgh, die met zijn tekst de schijnheiligheid van de gelovigen aan de kaak stelt.
Adèle Bloemendaal zet het nummer in 1970 op de plaat. Ze zingt het in de ik vorm.
Veel later als Boudewijn de Groot producent is voor Rob de Nijs nemen zij het nummer op in de 2e persoons vorm.
Jan Klaassen de trompetter en Dag zuster Ursula zijn dan vette hits en Malle Babbe blijft nog even op de plank liggen. Pas na enkele miskleunen op single gebied word het nummer alsnog uitgebracht en krijgt geheel verdient de klassieker status.