Alex en ik (zei de gek) waren per trein afgereisd naar Arnhem, de zo geheten parel aan de Rijn. Eerst zouden we een happie gaan eten en daarna ouwerwets lekker stappen in het centrum van Arnhem.
Verveeld hing Lex in de treinbank met z’n maat kano’s op de tegenover liggende zitplaatsen.
Buiten raasde het landschap in hoge snelheid aan ons venster voorbij.
De deur van de treincoupé schoof open en de conducteur vroeg sarcastisch aan Alex gebarend naar zijn voeten “doe je dat thuis ook?”, waarop Alex heel snedig terugkaatste “nee we hebben thuis geen treinstel”.
Meewarig zijn hoofd schuddend knipte de goede man met een diepe zucht ter controle een gaatje in onze kaartjes en vervolgde zijn route.
De avond verliep naar alle tevredenheid, we sloegen flink wat cash stuk in de verschillende
uitspanningen die waren gelegen aan de bruisende Korenmarkt.
Veel te vroeg gingen de lichten aan, man man wat een anticlimax in so many ways.
En daarbij hadden we op de koop toe ook nog eens de laatste trein gemist.
Shit man dat werd dus slapen op het perron al wachtende op de eerste trein richting Dordt.
In een roes slenterden we met een fikse dosis tegenzin naar het station.
Opeens hoorden we flarden muziek, en toen we de hoek om liepen zagen we waar dat vandaan kwam.
In een oude flat, vier hoog achter, brandde nog licht. De ramen stonden wijd open en we hoorden vrolijk meerstemmig gezang boven de muziek uit komen.
We wisselden van blik, het vooruitzicht van een onverwachts feestje won het natuurlijk glansrijk van het waardeloze scenario om te slapen op het perron.
We betraden de hal van de flat en renden met grote stappen de trap op naar de vierde.
Bij de deur haalden we even diep adem, keken elkaar aan en knikten.
Ik drukte een paar keer op de bel, na een tijdje hoorden we wat geschuifel achter de deur.
Een bloedmooie blondine met in de ene hand een glas rode wijn en in de andere hand een sigaret deed de deur open. Hoi ennuh jullie zijn?….
Alex riep we zijn wat laat meid, maar het feest kan beginnen want wij zijn binnen.
Hij pakte haar vervolgens vol op de mond en liet haar verbijsterd achter toen
hij mij mee naar binnen trok, de gang door naar de woonkamer, alwaar zo´n kleine veertig man flink aan het feesten was geslagen.
Steek je hand op naar een denkbeeldig iemand, siste hij in mijn oor.
Vrolijk lachend gristen we een biertje van tafel en mengden ons onder de feestgangers.
Dus dit was dus party crashen, far out man.
De feestgangers waren lichtelijk tot zwaar beschonken en al ras behoorden we tot de inner circle met ons vage lulverhaal over uitwisselstudenten.
Alex stond zelfs later die nacht achter de draaitafel platen te spinnen als een ware baas,
en ik liep voorop in de polonaise met een lange sliert vrolijke idioten achter mij aan op de muziek van Buster Poindexter’s Hot hot hot.
Bij het krieken van de dag waren we op de bewoners na, de laatste plakkers.
Ik heb als een ware Jamie Oliver nog scrambled egs met sterke zwarte koffie gemaakt in de keuken.
Uitbundig uitgezwaaid door onze gastheren, een drietal studenten, vervolgden we na deze niet onprettige tussenstop onze reis huiswaarts.
Eenmaal in de trein aanbeland vielen we meteen als een blok in slaap.
Alex met een peukie in z’n bakkes.
Wat enige tijd later resulteerde in een snerpende schreeuw en een flink brandgat in zijn
nagelnieuwe shirt…