TV in de kinderschoenen.
Wil je voor jezelf in de Fifties een beeld van de wereld vormen dan ben je vet afhankelijk van wat de schrijvende pers neer pent in de dagelijkse courant.
De enige bewegende beelden die dit wereldbeeld enigszins illustreren kun je aanschouwen in het bioscoopjournaal, a.k.a. het Polygoon journaal.
“Waar zij niet zijn daar is niets te doen!” luidt het motto van Polygoon daarmee doelend op hun cameramannen.
Polygoon legt bewegende beelden vast van actualiteiten in de wereld, begeleid door de voice over van Philip Bloemendal.
Zijn karakteristieke stem is dermate verweven met het Polygoon journaal dat zelfs na zijn 40 jarige loopbaan als commentator, zijn stem nog word geïmiteerd om de verschillende onderwerpen in het Polygoon journaal van commentaar te voorzien.
Way back in the Fifties is de TV nog lang geen standaard uitrusting in het huishouden.
Daarna groeit het aantal TV toestellen gestaag.
Zo rond 1960 ligt dat aantal op een slordige 585.000, dit stijgt exponentieel tot zo’n 3 miljoen stuks in 1970.
Tot aan 1965 is de keuze in het TV aanbod zeer beperkt.
Nederlands telt slechts één zender, welke per week een povere 20 uur zendtijd heeft.
Vanaf ’65 komt er een tweede zender bij. Gezamenlijk vullen de twee kanalen al gauw de gehele avond met allerlei programma’s.
In 1967 besluiten de hoge heren dat het tijd is om de kleuren TV aan de man te brengen.
De NTS krijgt als voorloper van de NOS van de regering groen licht om de voorbereidingen te starten welke nodig zijn om de programma’s in kleur uit te zenden.
Dat vergt echter grote investeringen omdat de zwartwit techniek geheel anders in elkaar steekt. Het gehele zenderpark moet aangepast worden.
Tijdens de Firato in de RAI (September 1967) is dan de eerste kleuren uitzending een feit.
De bezoekers verdringen zich om maar een glimp te kunnen opvangen van deze noviteit.
De kopers van een kleuren TV moeten dan nog diep in de buidel tasten, zo’n geavanceerd toestel kost tussen de 2.500 en 3.000 gulden.
Behoorlijk pittige prijs, zeker als je weet dat het modale bruto jaarsalaris (incl VT) in 1970
slechts 2.523 gulden bedraagt. Het is dus echt een speeltje voor de happy few.
En dan heb je eindelijk zo’n mooi toestel aangeschaft, moet je het doen met een schamel aanbod van zeven uur kleuren uitzendingen per week.
Ik kan me nog wel herinneren dat op woensdagmiddag alle kinderen uit de buurt TV in kleur keken bij de familie Gelissen.
Het enige gezin in de wijde omtrek dat in het rijke bezit was van een kleuren TV.
In 1970 is pas 11 % van alle uitgezonden programma’s in kleur.
Maar in 1974 komt daar plots verandering in.
Tijdens het WK voetbal (waar een op dreef zijnde Oranje het schopt tot de finale) schiet dit percentage naar 87 %. Wat dan ook weer resulteert in een flinke boost van de verkoop van het aantal kleuren TV’s.
Ter vergelijking in 1970 is de verhouding Zwart-Wit/Kleuren TV in de Nederlandse huishoudens 60/40. In 1979 is die verhouding 30/70.